Terwijl ik door de ruimtes van FOAM liep, voelde ik me zwevend tussen geschiedenis, ideeën en emoties – passend bij Blommers & Schumms Mid-Air, een titel die de hele ervaring lijkt te beschrijven. De tentoonstelling speelt met de grenzen van de perceptie: foto's zo zorgvuldig gecomponeerd – twee potloden, twee plastic bekers met een liniaal ertussen, de vloeiende haarval die architectuur wordt – dat ze lijken te zweven tussen orde en absurditeit. Onder hun oppervlakkige perfectie voelde ik vragen over evenwicht, identiteit en het verlangen naar controle in een onzekere wereld.
Dat gevoel van zwevende spanning werd sterker toen ik Augusta Curiels Yere Mi Sten betrad. Haar beelden van Suriname uit het begin van de 20e eeuw raakten me op een manier die zowel intiem als ongemakkelijk aanvoelde. Met mijn eigen Surinaamse roots kon ik niet anders dan ze vanuit mijn persoonlijke herinnering lezen. Wat me meteen opviel, was hoe licht de huid van de meeste mensen op haar foto's was – een visuele herinnering aan colorisme, de geërfde hiërarchie die een lichtere huid en de nabijheid van witheid in postkoloniale samenlevingen bevoordeelt. Het is niet alleen geschiedenis; het is iets dat nog steeds aanwezig is in Suriname en vormgeeft aan hoe mensen worden gezien en gewaardeerd. Curiels portretten, al dan niet opzettelijk, onthullen die sociale gelaagdheid. Toch blijft haar blik empathisch en waardig – ze maakte het onzichtbare zichtbaar, zelfs binnen de grenzen van haar tijd.
En toen kwam Co Rentmeesters Jumpman – een schok van energie en verzet. Het zien van zijn foto van een jonge Michael Jordan die over de pagina van LIFE magazine vloog, naast zijn gehavende Nikon-camera in glas, raakte me diep. Dit was niet zomaar een beeld; het was een statement over auteurschap en rechtvaardigheid. Ik vond het zeer inspirerend dat Rentmeester, een Nederlander, de moed had om Nike voor de rechter te dagen – niet voor roem, maar voor eerlijkheid. Hij vocht ervoor om te benadrukken dat creatief werk waarde heeft, dat beelden niet slechts handelswaar zijn, maar daden van intellect en visie.
Hiernaast hing een aangrijpende foto waarop hij te zien was nadat hij was neergeschoten tijdens het documenteren van de Vietnamoorlog – een herinnering dat zijn toewijding aan de waarheid letterlijk zijn leven op het spel zette. Samen onthullen die twee momenten – de triomf van Jumpman en de kwetsbaarheid van een gewonde verslaggever – een man die de wereld met zowel precisie als moed zag. Zijn gehavende camera, omwikkeld met tape en nog steeds in staat om te zien, voelde als een perfect symbool van veerkracht: kunst als uithoudingsvermogen.
Tegen de tijd dat ik terugkeerde naar Khashayar Javanmardi's De Kaspische Zee, voelde de tentoonstelling als een continuüm van adem. Zijn video, doordrenkt van Perzische mythen en digitale herinneringen, sprak over wedergeboorte en transformatie – over hoe culturen, net als beelden, nooit sterven maar zich voortdurend ontwikkelen.
Toen ik FOAM verliet, voelde ik dankbaarheid voor wat deze kunstenaars gemeen hadden: de moed om te kijken. Curiel, Rentmeester, Blommers & Schumm, Javanmardi – elk worstelt op hun eigen manier met zichtbaarheid, waarheid en het gewicht van representatie. Samen vormen ze een gesprek over eeuwen en continenten heen over wie gezien mag worden en op wiens voorwaarden.
Fotografie, zo realiseerde ik me, legt niet alleen vast; ze confronteert. Ze vraagt ons om opnieuw te kijken – niet gewichtloos, maar met aandacht. En misschien is dat wel wat Mid-Air werkelijk betekent: leren de wereld te zien in zwevende toestand, tussen schoonheid en rechtvaardigheid, tussen licht en schaduw.
Ruben B.
3 weken geleden (Weekend)